dinsdag, juni 22, 2010

Op wandel met de wilde tulp

De veel te stijve, gecultiveerde tulpen zijn niet mijn ding en als ik dan in een bergweide de tere, betoverende wilde tulpen tegen kom, dan denk ik 'wat hebben we veel moeite gedaan om van zo iets moois, iets lelijks te maken. 


Bergtocht Chianale - colle del Rastel - Chianale
Chianale, het eerste dorp op Italiaans grondgebied na de Col Agnel, onze verblijf- en startplaats voor 7 dagen wandelen in de bergen. De eerste dag willen we meestal rustig beginnen, maar wat is rustig beginnen in een berglandschap met drieduizenders.

We dalen vanuit Chianale rustig af aan de rand van het hellingbos richting Maddalena. Een mooie afwisselende plantengroei nu in Juni, zonder meer de mooiste tijd om de bergweilanden te bewonderen. Geel van de Grote ratelaar, beginnend blauw van de Bergkorenbloem,.... en dan verder langs de bosrand een andere biotoop en dus ook andere stevige vaste planten, zoals Akeleiruit, Alpenakelei, Martagonlelie en zelfs de zeldzame Oranjelelie, planten die ook in een klassieke sierborder mooi zouden staan.

We kunnen nu, op dit licht dalend pad, rustig natuur en planten bewonderen, maar net voor Maddalena moeten we rechts op richting col en dan is het klimmen geblazen en daar komen we natuurlijk ook voor. Met je lichaam in het landschap, op het ritme van de natuur. We komen nu ook alleen nog maar geiten en hun herder tegen. Het is een mooie beklimming, steile stukken worden goed afgewisseld met vlakkere gedeelten, open zonnige stukken met schaduwrijke hellingbossen. De bergbeken staan nu natuurlijk goed gevuld met water, mooi om te zien, maar moeilijker om er over te geraken. Maar het lukt net allemaal en dat maakt het extra interessant.

Col de Rastel 2372 meter
We volgen hier ook het GR-pad, dat ook over de col de Rastel moet gaan, alleen is er blijkbaar nog een ander GR die naar de Colle del Lupo gaat en mede door de slechte bewegwijzering zijn we even het verkeerde pad aan het volgen. Ik ga terug om de splitsing te zoeken, maar die is niet te vinden, geen aanduiding en de vele padsporen vooral van koeien en geiten maken het moeilijk om de klim naar colle del Rastel te vinden. Uiteindelijk kan de herder himself ons op het goede spoor zetten. Ons inspanningen worden niet alleen beloond met een indrukwekken wit uitzicht maar ook met enkele kleine genoegens voor een herborist. Net voor de col een eerste kennismaking in levende lijve met de Wilde tulp en de Gele gagea. Op de kam zelf kijken we terug op het massief van Col Agnel met de Tête des Toillies en Le Pain de Sucre. Voor onze voeten is het een wat bevreemdende mengeling van klassieke lage rotsplantjes zoals nu, geel bloeiende ganzerik maar ook met stikstofrijke begroeiing van Brave Hendrik en zelfs van Brandnetel. Op deze hoogte is dat de eerste keer dat ik brandnetel vind, waarschijnlijk komen de wildste koeien hier af en toe ook eens van het uitzicht genieten en... hun behoeftes doen.

De zin van bergwandelen
Filosofische overdenkingen willen nogal eens opborrelen zo boven op een col. Waarom willen wij dit soort inspanningen leveren? Waarom genieten we van dit soort 'zinloze' ondernemingen? Een col is een mooi doel, een eindpunt met eindeloos uitzicht en andere mogelijkheden, de afdaling. Is dat inzicht?

Dus dalen, een totaal andere, een tegengestelde beweging. Afwisseling, ook dat verlangt de menselijke geest en het menselijk lichaam. Afdalen is ook je lichaam laten denken. Je overgeven aan de wijsheid van je beenspieren. Daar gaan we dan, deze keer rustig, een afdaling niet direct naar beneden maar meegolvend met de bergflanken, bergbeekjes gevuld met sneeuwwater oversteken, af en toe in de vlucht een handvol water scheppen om mond en lippen te bevochtigen. Even-wicht!

Wilde tulpen en vanilleorchis
We wandelen op hoogte met rechts van ons in de diepte de Varaitavallei, de Italiaanse weg naar Col Agnel. Wij kruisen Combal del Brous en Combal del Rastel, en ja, in de schaduw van die beekkloofjes moeten we niet alleen water maar ook nog wel eens een sneeuwveld traverseren. een voorproefje voor wat ons de volgende dagen te wachten staat. Winter en zomer liggen in de bergen dicht bij mekaar. Zo vinden we bij Grange Martinat in een Alpenweiland een heel veldje met wilde tulpen en ook verschillende vanilleorchissen. We snuffelen met onze neus over de grond om de zoete geuren op te snuiven. Eens wat anders dan mensenzweet.

Na dit zoet intermezzo begint de de echte zigzag-afdaling naar Chianale, eerst nog langs een meertje in de open Alpenweilanden en dan duiken we de boomgrens in. Een mooie afdaling onder de bescherming van oude lorkenbomen, de meest opvallende boom hier in de berghellingen. Chianale wordt pas zichtbaar als we helemaal beneden het bos uit komen. Nog ongeveer 1000 meter op een breed grindpad, langs de overvloedige bloeiende weilanden, de oude hoofdstraat van Chianale door en dan zijn we weer bij ons gezellig verblijf Laghi Blu en onze sympathieke gastvrouw Cristina.

maandag, juni 21, 2010

Col Agnel met de camper

Hoge bergen over met een camper is niet vanzelfsprekend, toch zijn de meeste Alpencols ondertussen wel berijdbaar voor motorhomes, zelfs voor mijn oude Hymer. Chantemerle. Ochtend in volle zonneglorie. Wel wat anders dan gisterenavond op de col du Lautaret, waar mist, regen en zelfs sneeuw mij naar lagere oorden jaagde.

Grenoble - Col Izoard - Chateau Queyras
Ik rij naar Grenoble en vandaar naar de Col d'Izoard, de beroemde col uit de Tour. Goed berijdbaar voor motorhomes en veel beklommen door fietsers. Net voor de col is er een café restaurant, nog een restje van de rustplaats van Napoleon. Het noemt dan ook refuge Napoléon. Ongelooflijk, waar die mens overal de Alpen overgetrokken is! Op de col en in de afdaling krijgen we een heel ander landschap, rotsen in geelbruin gesteente dat gemakkelijk erodeert. La Casse déserte noemt deze spectaculaire steenwoestenij. Door dit afbrokkelend gesteente krijgen we een smallere, grillige afdaling met meer bochten, maar wel spectaculair mooi. Ik stop nog even op een verboden plaats om wat foto's te nemen.

Lager komen we weer in de weelderige bergweilanden terecht, ook daar moet ik me inhouden om niet om de haverklap te stoppen. We komen nu in de vallei van de Guil bij Chateau-Queyras, het immense fort dat bijna de hele vallei blokkeert en dat was ooit ook de bedoeling. Het kasteel is een van de vele voorbeelden van de architectuur van Vauban, de fortenbouwer. In dit geval werd het bestaande kasteel omgebouwd tot een vesting. Het maakt deel uit van de verdedigingslinie waartoe ook de oude stad Briançon en het fort van Mont-Dauphin behoorden. Een kleine wandeling brengt mij bij het kasteel, dat nu eind juni nog gesloten is, geen probleem ik heb toch meer belangstelling voor kleine plantjes en andere onnozele dingen, zoals hier een zogenaamde historische zitbank in de afdaling. Leuk aan die bank is dat er bij staat wanneer ze geplaatst, gerestaureerd of gerepareerd werd. Dat was voor het laatst in Mei 2010, net gebeurd dus, alleen het had wel wat meer mogen zijn dan een lelijke plank als rugleuning.

Verder naar de laatste col op de grens met Italië, Col Agnel dik 2700 meter hoog. Bij het begin van de beklimming stop ik nog even om een 'demoiselle coiffée' te begroeten. Een geologische curiositeit, zacht gesteente dat toch de tand des tijds doorstaat door de hardere rotsblok, die er als een hoed boven op ligt.

Molines en versterkte kerk

In Molines is er een merkwaardige versterkte kerk te bewonderen, alles moest hier, in dit ruwe landschap, blijkbaar zowel een materiële als een spirituele functie hebben. Het kerkhof met schreeuwerige plastic bloemen staat wel in schril contrast met de omgeving en is daarom juist zo bijzonder. Alleen één graf was wat wilder, een stevige bereklauw stond daar onbeschoft te groeien en te bloeien, waarschijnlijk met zijn wortels tot in 'grand mère' haar buik. Zo wil ik ook wel dood liggen.

We kronkelen verder door de dorpjes Molines en Pontgillarde, de straatjes net breed genoeg voor mijn Hymer. Iets voorbij Pontgillarde stop ik nog eens een bij refuge Mam'a om een koffie te drinken. Hier heb ik al eens eerder de nacht doorgebracht en zagen we 's morgensvroeg zelfs een wolf, die op marmotten jaagde. Nu geen marmot noch wolf te zien. Toch is het zo dat er wel degelijk wolven zijn in dit gebied, blijkbaar overgekomen vanuit Italië. Wolven die elk jaar weer voor een controverse zorgen.


We naderen Col Agnel 2744 meter hoog, verblindend wit sneeuwlandschap glinstert mij tegemoet. De col was toch 'ouvert' stond er beneden aangegeven. En dat is hij ook, tussen muren van sneeuw, rij ik triomfantelijk als Napoleon, over de col. Aan de overkant Italia, een zwart kronkelig lint in een wit landschap wijst mij de weg. Aan de voet van de klim wacht mijn Middeleeuws dorp Chianale, waar ik de volgende dagen te voet bergen en sneeuw wil proberen te overwinnen.

Net voor de col is er een grote gite-refuge voor de mensen zonder motorhome. Van daaruit kun je te voet naar Col Vieux en eventueel afdalen naar lac Foréant of nog verder naar lac Egorgéou. Vanaf de refuge of vanaf de col is ook de Pain de Sucre te beklimmen, een echte top en te doen voor een gemiddelde wandelaar. Op dit moment ziet hij er echt als een suikerbrood uit en mogelijk nu wat moeilijker om er op te geraken. Dat gaan we over enkele dagen nog eens proberen.

Te bezichtigen

  • La Casse déserte: de geologische rotsformatie net over de col van Izoard.
  • Het kasteel van Château-Queyras: een van de vele voorbeelden van de architectuur van Vauban, de fortenbouwer. In dit geval werd het bestaande kasteel omgebouwd tot een vesting. Het maakt deel uit van de verdedigingslinie waartoe ook de oude stad Briançon en het fort van Mont-Dauphin behoorden.
  • Sentier ecologique des Astragales: tussen Chataeu-Queyras en Ville-Vieille ligt links van de weg in de Zuidelijke helling een natuurpad met een bijzondere plantengroei met onder andere de unieke Astragale-queu-de-renard, een vlinderbloemige plant waar het pad ook naar genoemd werd. Vooral eind juni in volle bloei.
  • Versterkte kerk van Molines-en-Queyras: opvallende atypische kerk met een kasteelachtige, vierkante toren bezet met houten pannen gemaakt van lorkenhout.

Bergtocht naar Colle Battagliola

Daar gaan we. Klim van Maddalena naar Colle Battagliola. We vertrekken bij de camping aan het meer, het is zondag en dus zijn de Italiaanse dagtoeristen massaal aanwezig, maar na de eerste klim-meters zijn we al weer alleen op de wereld.
Even nog door het weiland, de bergbeek oversteken, altijd een beetje spannend en dan verdwijnen we in de steile boshelling onder de mooie lorkenbomen. Een zigzaggend pad met fleurige plantengroei van eerst nog Ereprijs en klein hoefblad dat hoger overgaat in Veratrums en Gentianen, na een uurtje naar omhoog bereiken we de boomgrens. Nu wandelen we vooral tussen lage Elzenstruiken met hangende katjes. We krijgen dan ook weer een point de vue op het meer en de weg naar Chianale. Aan de vallei-overkant zien we ook het pad dat we gisteren gevolgd hebben met de verschillende dorpjes.
Na nog een uurtje klimmen aan deze kant van de berg, bereiken we een eerste zijkam, daarna is het een stukje dalen om dan het laatste klimmetje naar de col aan te vatten. Net voor de col gaat de elzenplantengroei over in Alpenroosjes, die nu net hun eerste felrode bloemen openen. Op de col kijk je zoals het hoort in een andere vallei, in dit geval Valle Maraita.

Veel keuze?

Op de col zijn er nu veel keuzemogelijkheden. Een breed pad, geschikt zelfs voor een jeep zigzagt helemaal naar Chiesa in de Maraitavallei. Als we die weg nemen moeten we wel een tiental kilometers over een verharde weg en de laatste 4 kilometers zelfs over de grote weg naar Col Agnel. We proberen wat twijfelachtige wegen, die op hoogte blijven, te volgen en komen zo eerst bij een topje uit met kruis, madonna en kwetterende Italianen. We wandelen snel verder over de kam naar een topje met een hedendaags symbool, een lelijke antenne. Het pad wordt steeds onduidelijker en achter de antenne gaapt een diepte. Ik probeer nog wat andere mogelijkheden uit en kom zo bij een klein wat verstopt colletje uit, waar een Italiaans vrouwtje met man net nog haar bikinibovenstuk kan aantrekken. In de buurt vind ik het wildemanskruid. Is dat symbolisch? In elk geval, de wilde man die ik wil zijn, durft langs deze kant nog de vrouw nog de afdaling aan. Dus toch naar Chiesa ofwel terug via Col Battagliola naar het meer.

Afdalen naar Chiesa, klimmen naar de col

We kiezen voor de afdaling naar Chiesa, het begint ook serieus bewolkt te worden, dus zeker geen moment om van het pad af te gaan. Alleen die lange omweg via een mogelijk drukke weg zint mij niet zo. We kijken nog eens uitvoerig op de kaart en besluiten dan om met enkele mensen terug over de col Battagliola naar Maddalena te gaan, terwijl de anderen verder afdalen naar Chiesa, waar ik ze dan met de auto kan ophalen. Miguel, Hilde en ik dus terug naar boven. Geen zware opgave, integendeel we genieten volop van de toch weer uitzonderlijke plantengroei hier in de bergweilanden. Verschillende orchideeën, waaronder een geel bloeiende, het zou de Vlierorchis kunnen zijn, alleen hij ruikt niet naar vlier. Onderweg zien we ook nog een plaatselijke bewoner gentiaanwortels oogsten. Illegaal? Dus gele gentianen staan er ook veel, naast de Veratrum, waar vroeger bij het oogsten vergiftigde vergissingen van kwamen. Een andere opvallende plant, die nu als een witte spookverschijning uit de nevels opduikt, is de Witte affodil.

Afdalen naar Maddalena

Ondertussen naderen we weer de col, nog een lange afdaling, die als 1 uur 30 wordt aangeven, waarvan ik weet dat het veel sneller kan. Me nog eens laten gaan, is één van mijn kleine berggenoegens. Niet om de prestatie maar om het ritmisch één zijn met de natuur. Een half uur later sta ik, nog in extase van de afdaling, weer tussen die heerlijke Italiaanse zondagstoeristen. Dan nog een snelle afdaling met de auto, alhoewel, mijn benen moeten wel even wennen aan die gas- en rembeweging. Via Casteldelfino rechts opdraaien naar Chiesa, een rustige, zeer typische bergvallei met vele bijzondere dorpjes. Nog even zoeken naar mijn wandelvrienden, ze zaten in de zeer plaatselijke cafe, maar toch altijd weer wonderlijk dat we mekaar terug vinden. En... Chiesa en omgeving verdient wel om meer bewandeld te worden.

Info Chiesa

Het dorpje Chiesa behoort samen met Chiazale, Celle, Fontanile en Ribiera tot de gemeente Bellino.
Chiesa is gelegen op 1480 meters boven de zeespiegel en telt volgens de statistieken maar 26 inwoners. Er is één café, waar mijn wandelvrienden zaten en enkele gîtes voor toeristen.

Info wandelen vanaf de col

Vanaf de col di Battagliola kun je naar de gelijknamige Punta 2401 meter, niet zo hoog en dus zonder veel moeite te beklimmen. Moeilijker is de verder en hoger gelegen Monte Pietralunga op 2731 meter van daaruit kun je zelfs naar de col en vallei van Bondormir en zo een rondwandeling maken terug naar Maddalena. Wel voor gevorderden!
Kaart Monviso – Sampeyre – Bobbio Pelice 106 / 1:25.000

Info plant Asphodelus albus / Witte affodil

Merkwaardig is wel dat de wortel van deze stevige, vaste plant blijkbaar al in de tijd van Dodonaeus 16de eeuw medicinaal gebruikt werd. Hij schrijft dat 'Die wortelen sonderlinghe van dat ierste gheslacht van Affodillen ghesoden ende gedroncken/ doen water maken ende die urine lossen/ ende verwecken die natuerlijcke cranckheyt van den vrouwen'.

zaterdag, juni 19, 2010

Onderweg. Kruiden kijken met mijn camper

Deze keer, alleen op weg in mijn motorhome. Van het Vlaamse Ronse rij ik recht naar het Zuiden, al kom ik dan wel in Noord-Frankrijk terecht. Niet direct het mooiste Frankrijk, rommelig en voor mij te vlak. Toch zijn er in dat grote Noorden ook kleine, te genieten plekjes.

Tussen Avesnes en Vervins bijvoorbeeld in Fontaine aux Vervins, zie ik in een flits rechts van de weg in de diepte een glinsterend wateroppervlak. Ik ben al voorbij maar draai terug omdat er ook een mooie parkeerplaats lijkt te zijn en ik toch even moet picknicken en de benen strekken. En ja, een mooi lang meer met alles er op en er aan, eendjes en drijvende waterplanten, zoals gele plomp, moesdistel en lis langs de rand en in de verte als achtergrond een kasteelachtig huis. Een prent zo uit de boekjes ontsnapt.

Onkruid langs de weg
Na dit natuurlijk verpozen, kan ik er weer tegen aan. Op naar Reims en Chalons sur Marne. Het landschap is hier vooral golvende, eindeloze akkers van rijpend geel graan, uitgebloeide koolzaadvelden, wat mais, maar ook vrij veel bloeiende velden met zowaar tuinbonen. En bij al die monoculturen proberen onze moedige akkeronkruiden wat kleurvariaties te brengen. Bij het dorpje Montcornet zet zelfs een heel veld klaprozen het landschap in vuur en vlam. Ik ben zo onder de indruk dat ik er zelfs een omwegje voor maak.

Langs de randen van akkers krijgen wilde planten natuurlijk de meeste kans. Nu in juni is het hier dan ook een rijdend feest, klaprozen, korenbloemen, kamille maar ook het zeldzame Wilde weit zie ik af en toe. Ik moet natuurlijk wel mijn ogen op de weg houden, dus stop ik nog maar eens, net voor Chalons. op de Aire de Saint Martin sur le Pré. De baan is hier een soort autoweg met ook stopplaatsen met restaurant en winkel, alleen niet volledig afgesloten zoals bij de péage en dus kan ik even ontsnappen naar een groot braakliggend veld met kamille, klaprozen, vogelwikke, aardaker en ... helaas hier geen wilde weit en daar was ik juist voor gestopt.

Verder langs de Franse Aires
In het winkeltje van die Franse Aires verwonder ik me steeds weer over die gespecialiseerde gezondheidsboekjes die men daar als een soort stationsromannetje aanbiedt. Boekjes over fytotherapie, aromatherapie, depressie natuurlijk bestrijden, over knoflook, sint-janskruid. Boekjes die kwalitatief nog goed zijn ook.

Verder en verder naar de Marnevallei, mooie en rustige wegen, tenminste nu toch op zaterdag. Plots zie ik een wegwijzer naar Colombey-les-Deux-Eglises. Het Colombey van Charles De Gaulle. Zal ik de generaal eens gaan bezoeken? Helaas is het iets te veel omweg voor mij. En hoe moet ik in godsnaam die stijve Charles met wiegende klaprozen in verband brengen. Alhoewel.. klaprozen zouden juist op slagvelden veelvuldig voorkomen. Een klaproos voor elke gesneuvelde! Dan moeten er hier wel veel gevallen zijn.

Marnevallei, Wilde weit en meer
Ik ben nog altijd in de Marnevallei. Net voorbij het dorpje Provencheres sur Marne, zie ik die hardroze Wilde weit weer. Dus omdraaien, terug rijden en wat verder parkeren. En dan vind ik niet alleen wilde weit en vogelwikke langs de weg, maar in het achterliggende grasland wemelt het van gele ratelaars, blauwe veldsalie en zie ik zomaar verfbrem, witbloeiende galega, orchideeën, wilde marjolein, walstro, slangenkruid, sint-janskruid en pimpernel. Coördinaten om te onthouden, dus net na Provencheres voor Vignory op 420 km van Ronse. Vreemde coördinaten dat wel, maar ik moet het voor de kruidenzoekers niet al te makkelijk maken. En de liefhebbers moeten liefst wel in juni komen. Overnachten op die mooie parking bij het bos zou ook niet mis zijn
Na dit plantenfeest rij ik verzadigd verder. Een kruidenwandeling met mijn camper lijkt het wel. Een ideetje voor de toekomst?

Langres, versterkte stad
Zo langzamerhand is het weer uitkijken naar een slaapplaats. We naderen de versterkte stad Langres. Naderen is wel het goeie woord, indrukwekkend en ongenaakbaar ligt het op die berg omringd door hoge muren. Ik voel me net Maurice de veroveraar maar dan zonder leger. Ik maak dan ook een omtrekkende beweging onder de wallen door, maar wel op zoek naar een slaapplaats. Prachtige plekjes onder kastanjes en lindes en panoramisch zicht op de verre omgeving en de Marne. Ik parkeer en verken incognito de stad, maar doe eerst nog wat boodschappen in een 'vertrouwde' Aldi. In de stad is er een een hels lawaai van een aantal motorduivels die zo blijkbaar een huwelijk inzegenen. Ze troepen samen op het pleintje onder het standbeeld van Diderot.

Diderot
Wilde weit / Melampyrum arvense
Het is hier ook al Diderot wat de klok slaat en ja, de uitvinder van de encyclopedie, blijkt hier geboren en getogen te zijn. Boekhandel maar ook bakker en beenhouwer vermelden intelligente citaten op hun etalages. Eens wat anders dan ordinaire reclame. Het stadje bevalt me wel, alleen is het nog wat vroeg om hier te overnachten en dus rij ik toch weer verder. Ik wou ook wel eens in Dijons een kijkje nemen, alleen dat viel nog al tegen. Omleidingen, werken en eenrichtingsverkeer dreven me weer de stad uit, richting Nuits St Georges en zo zijn we weer in de Bourgognestreek omringd door druiven. En in Nuits St Georges wou ik toch al lang eens halt houden en vind ik een officiële, rustige camperplaats met zelfs geur van lindebloesem en ander groen. Dus in St Georges breng ik de nuit door.

Info: Over de Wilde weit / Melampyrum arvense
Zeer opvallende halfparasiet met roodachtig-oranjebloemen met gele keel en daarbij dan ook nog een gefranjerde schutblaadjes in dezelfde kleur. Wel erg bont voor een wilde plant. De plant behoort tot de Helmkruidfamilie, waar ook nog ander vreemde halfparasieten toebehoren zoals Grote en Kleine ratelaar, ogentroost en verder natuurlijk ook het helmkruid zelve. Toch een plantenfamilie van buitenbeentjes.

Info route: Ronse – Mons – Maubeuge France – Avesnes – Vervins – Reims – Chalons sur Marne – Vitry le François – St Dizier – Langres – Dyons – Nuits St Georges 587 km

donderdag, juni 17, 2010

Stalkruid in de goot.

In mijn zeer tijdelijk ochtendritueel van brood en krant halen, vind ik bij het oversteken van de kustweg, zomaar letterlijk in de goot, een roze bloeiende vlinderbloemige plant die verdacht veel op het kruipend stalkruid, Ononis repens lijkt.  Ik twijfel, omdat dit toch wel een vreemde plaats vind voor zo'n kalkminnende plant, ik zou hier eerder zand- en zoutminnende soorten verwachten. Determineren komt er nu niet meer van, want morgen valt mijn dagelijkse krantenroutine weer weg en rij ik met de motorhome naar het avontuur van de bergen. Naar de Franse Queyras, naar Col Agnel om te belanden in Chianale, een bijna Middeleeuws Italiaans dorp, waar we een week een hele andere overvloed van planten kunnen bewonderen. Misschien zijn er lezers die hun mening over het afgebeelde plantje willen weergeven.

vrijdag, juni 11, 2010

Kamille en andere Veldbloemen

Op ons herboristen weekend in Natoye plukken we volop bloemhoofdjes van Matricaria recutita, kamille dus, waar we 's anderendaags een zalf van bereiden.
We laten eerst 100gr verse kamillebloemen 24 uur trekken in 1 liter maisolie, uitzeven, de olie mengen met 16,5 gr gele bijenwas (verhouding olie - bijenwas 1 op 6), verwarmen au bain marie tot de bijenwas gesmolten is. Afvullen in kleine potjes van 50 cc en laten afkoelen.Te gebruiken bij huidirritatie, huidallergie (jeuk), ontstekingen en als lippenbalsem.


donderdag, juni 10, 2010

Verbena, gevonden zaad

Nog wat zakjes vergeten zaad gevonden. Wel laat maar toch uitgezaaid. Blauw ijzerhard, een al geopend pakje van Vreekens zaden. De wetenschappelijke naam is Verbena hastata, familie dus van onze inheemse, bescheiden maar wel bijzonder geneeskrachtige plant Verbena officinalis. De Amerikaanse 'hastata' werd vooral door de Indianen veel gebruikt.

Volgens Mrs. Grieve, in 'A modern Herbal '... Verbena hastata (Blue vervain, Wild Hyssop, Simpler's Joy) is indigenous to the United States, and is used unofficially as a tonic emetic, expectorant, etc., for scrofula, gravel, and worms. A fluid extract is prepared from the dried, over-ground portion.

Verbena hastata - Plants For A Future database report
Is Verbenin a Cure for Epilepsy? | Henriette's Herbal Homepage
Verbena Hastata. Blue Vervain, Simpler's Joy. | Henriette's Herbal Homepage
Verbena. | Henriette's Herbal Homepage
Verbena.—Vervain. | Henriette's Herbal Homepage

zondag, juni 06, 2010

Verloren tuin

Een vervallen, al zowat 60 jaar verlaten spoorwegemplacement, gestorte sintels, verbrokkelde perronmuren. Het klinkt allemaal niet direct aantrekkelijk, maar toch zijn oude industriële gebiedjes net zoals verlaten steengroeven boeiende natuur- en plantengebieden.
Gebieden verandert door mensen, verlaten en dan weer herovert door de natuur, zorgen voor een grote diversiteit aan planten.

Zo is het ook gegaan in Weelde Statie, tussen Turnhout en Baarle Hertog, de reeds 60 jaar verlaten spoorweg, was niet zomaar een spoorweg maar ook een overslagstation tussen België en Nederland, wat voor een nog grotere diversiteit zorgde. In België werden sintels van hoogovens en kachels gebruikt als fundering voor het gebied, in Nederland werd meer grind en dergelijke gebruikt. Op het emplacement ontwikkelde zich door het gebruik van kalk-, as- en steenkoolresten een typische plantengroei.

Aan de rand van het stationsgebied aan het eind van de stationsstraat heeft ook 30 jaar een herborist gewoond en een tuin gehad, waardoor de diversiteit in plantengroei nog verder werd vergroot. Die herborist ben ik zelf.

Wij wandelen vanuit de stationsstraat, vertrekkend bij nummer 18, en bij de summiere resten van de vroegere kruidentuin. Hier vinden we nu nog meidoorn, peterselievlier, enkele oude palmboompjes en een bloeiende en geurende rozenstruik, waar het klassieke rozenwater uit gedistilleerd werd. Achter die struiken en bomenrij, zijn de echte resten te vinden van de tuin. Nog veel Agrimonie, toortssoorten, wilde marjolein maar ook het zeldzame Kroonkruid. Een plant niet direct geschikt om op te eten, hij bevat net zoals vingerhoedskruid hartglycosiden, giftig maar in de juiste dosering stimulerend voor de hartspier. Achter in de 'tuin' in het nattere en voedselrijkere gedeelte woekeren, tot mijn groot genoegen, nog steeds de reuzenbereklauw, het groot hoefblad en de hop.

Summiere resten van de vroegere tuin, vinden we ook buiten de tuin. Wilde marjolein, venkel en zelfs salie hebben blijkbaar betere plekjes gevonden op de verhoogde berm langs het fietspad. De trein raast hier niet meer voorbij en ook de herborist heeft andere oorden opgezocht, toch vinden we nog sporen van die verleden tijd.


Lees verder: Wandelen in Weelde | Reizen en recreatie: Reisverhalen

vrijdag, juni 04, 2010

Terug thuis bij de rimpelroos

Terug 'thuis'. Of toch terug in België. Of toch terug in Vlaanderen. Waar is een mens thuis? Hier in Vlaanderen toch hetzelfde weer als in Frankrijk, dezelfde planten, met kleine variaties. Ik pluk vandaag wat meidoornbloemen, net voor de regenbui. Na de bui pluk ik in de duinen stevige, vettige rozenblaadjes van de Rosa rugosa of Rimpelroos. Ze hangen nog vol met dikke regendruppels en geuren naar verse regen, rozen en zoete zonde. Ik maak er dan ook een zoete siroop van, te gebruiken als limonade, in nagerechtjes en als medicijn. Maar waar zijn deze rozenblaadjes goed of slecht voor? Vroeger werden de oude mythische rozen oa Rosa gallica, waar het rozenwater van gemaakt wordt, veel gebruikt. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt echter dat de zeer algemeen voorkomende rimpelroos dezelfde medicinale eigenschappen bezit als de bloemen van die oude rozen en van onze inheemse Rosa canina. In de Chinese kruidengeneeskunde werden ze ten andere al veel langer gebruikt.
Een citaat uit de Canadese monografie van Health Information Encyclopedia: 'Chinese medicine recommends rose petal tea from large-hip or wrinkled rose, Rosa rugosa Thunb., for regulating vital energy or "qi", for strengthening blood circulation, for treating stomachaches and dysentery, and also for alleviating liver pains and joint pain. The high concentration of anthocyanins in the petals give credence to these indications because anthocyanins are known for their ability to strengthen the vascular system, prevent blood platelet stickiness and also have powerful antioxidant, antibacterial and antinflammatory activity.
Dus maar verder gaan met het plukken van rimpelroosblaadjes.