dinsdag, april 15, 2014

Zonnige avond in de tuin

Ondergaande zon, lange schaduwen vol van warm licht, oude populieren gekleed in klimop en maretak en als een geest glinstert de bloesem op het appelboompje.

In de voorgrond, de nu nog blote border maar wel in blijde verwachting van aartsengelwortel, wede, Acanthus, betonie, hartgespan, aarereprijs, Polygonum odoratum, duizendguldenkruid, moederkruid, driekantig look, Russische rabarber, ooievaarsbek, valeriaan, valeriaan 'phu' en anderen.  Mooie planten maar vooral ook planten met een verhaal.

Neem nu de valeriaan 'Phu'. Wat vertellen Dodonaeus en consoorten over deze oude valeriaansoort. Mogelijk Nardus of één Nardus bij Grieken en Romeinen. Nardus was bij de ouden een benaming voor aangenaam ruikende planten. Hieruit werd een nardusolie bereid. Tot die groep behoorde Nardus Gallicus en de Celtische Nardus, Valeriana celtica L. en Valeriana saliunca. De Kretenzer Nardus was van Valeriana phu. De Arabische nardus kwam van Andropogon nardus.
De echte nardus zou van Nardostachys zijn. ‘Dioscorides spreekt van zowel de Keltische nardus als van de Indische die in Grieks phou en Arabisch fu heet. Valeriana officinalis zou de echte phu van Dioscorides en van de ouden zijn geweest. Phu betekent geboren worden, of is afgeleid van phy, een Pontisch woord wat staat voor een doordringende geur van de wortel. Of phu, zeg maar poe, naar de sterke  geur.
De plant φού, phu, van Dioscorides wordt door vele voor de echte valeriaan, Valeriana officinalis, gehouden, maar is wel een soort ervan, ook zou het Valeriana tuberosa, L of Valeriana dioscoridis, S.et S, kunnen zijn. De plant is plasdrijvend en helpt tegen zijdepijnen. Ook bevordert ze de geboorte en is gif werend. Omdat ook de echte valeriaan in Griekenland voorkomt en zijn beschrijving er op past, hoewel het echter nog niet geheel zeker welke valeriaan het is.
In de middeleeuwen was ze zeker goed bekend, we vinden haar in middeleeuws Latijn onder vele namen als valeriana, amantilla, nancilla, marcorella, dania, theriacaria etc. Bij H. Hildegard verschijnt het als middel tegen zijdepijnen, net zoals bij Dioscorides en jicht. Otto Brunfels zegt daartegen in zijn Krauterbuch uit 1534 een aantal krachten, gepoederd en gedronken verdrijft het de plas, vermindert het steken in de zij, brengt de vrouwen hun tijd, is een teriakel en houdt pest tegen, voor de wormen in de buik, het water voor innerlijke zweren, aambeien, verwarmt koude aderen en leden, heelt alle wonden, in wijn gemengd behoudt het gezicht, maakt zweten, nuchter gedronken is het goed tegen pest. Gart der Gesuntheit in 1485 brengt alleen hetgeen Dioscorides schrijft. De wortel stond vroeger in hoge aanzien. Het werd gebruikt in parfums en artsenij.

Geen opmerkingen: