donderdag, januari 28, 2016

Wat eten we vandaag

Koken doe ik elke dag, zelfs met veel plezier maar toch blijft het ook elke dag weer een opgave, een kleine uitdaging. 
Op de markt in Huelgoat  is er in de winter niet veel te beleven toch waren er vandaag enkele, moedige tuinmensen met bijzondere groenten aanwezig. Interessant zeker wel maar leefbaar?
Zo vonden we de exclusieve knolkervel en de scheuten van de zeekool. Wel prijzig maar de laatste restjes kregen we aan halve prijs.

Wilde groenten waren vroeger voor arme mensen en nu blijkbaar voor rijke mensen en die rijke mensen vind je hier in Bretagne maar mondjesmaat. Als herborist ben ik niet rijk maar wel geïnteresseerd in scheuten van zeekool en dus staat er vanmiddag, op de valreep, geblancheerde scheuten van zeekool op het menu. Aangevuld met een gekookt, gebloemd aardappeltje, wat gekookt en licht gebakken pastinaak-ringetjes en een filet van kabeljauw lijkt onze maaltijd wel wat haute cuisine. Alleen de portie zijn bij ons wat groter.

Over de zeekool. 
Oneetbaar kun je de taaie bladeren van deze Crambe wel noemen . Het blad moet in de branding aan zee nu eenmaal zout en wind trotseren en dus tegen een stootje kunnen. De grote mensentruc is dan ook dit soort planten te bleken en zeer jong te eten, de taaiheid en de bitterheid is dan verdwenen.
Er is weinig bekend over de gezondheidswaarde van de zeekool, er zijn wel mosterdolieglycosiden aanwezig en ook vitamine C. De koolsoorten hebben altijd een grote gezondheidswaarde gehad en zijn de laatste jaren steeds belangrijker geworden omwille van hun kankerwerende werking. Als ik Dodoens mag geloven dan zou de wilde zeekool nog sterker werkzaan zijn dan 'de tamme koolen'. 'Hun Cracht ende werckinghe, zijn Die wilde Zee koolen sijn den tammen ghelijck/ maer veel stercker ende meer afvagende/ ende daer om en dienen sy oock niet als spijse ghebruyckt.
Die bladeren van desen koolen ghestooten/ ghenesen ende heylen die versche wonden ende doen sceyden die gheswellen daer op gheleyt'. Dus zeker de moeite waard om dit verder te onderzoeken.

Over de knolkervel dan maar
Bij de botanici staat de plant bekend als ‘knolribzaad’ (Chaerophyllum bulbosum), dus in feite geen echte kervel.  In het wild is hij in Nederland en België zeldzaam. De knollen mogen dan al gegeten worden, de bovengrondse delen van de plant zijn licht giftig, knolribzaad is nauw verwant met de dolle kervel ( Chaerophyllum temulum ). En die naam zegt al genoeg.

De teelt van knolkervel begint langzamerhand op gang te komen. Men werkt aan verschillende kweekvormen maar de knolkervel van vandaag staat nog zeer dicht bij de wilde vorm. De knol is bijzonder zoet. Het suikergehalte is mogelijk groter dan dat van suikerbiet: 25 procent van de droge stof bestaat uit sucrose, echte suiker dus!

Om te kiemen moet het zaad door een koude, vochtige periode gaan. Daarom zaait men knolkervel in de herfst of laat men het zaad eerst een aantal weken in de koelkast. Stratificeren, noemen tuinders dat. De wortels worden in het eerste jaar geoogst in de maanden juli of augustus, maar dan zijn ze nog niet lekker. Door de knollen te stockeren bij lage temperatuur (4 graden Celsius) gaat het zetmeel zich omzetten in suiker. Als u dus knolkervel koopt kan u die probleemloos voor langere tijd koel bewaren, de groente wordt steeds smakelijker!

http://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/44235-zeekool-zilte-scheuten-vol-schoonheid.html

woensdag, januari 27, 2016

Meekrap

Meekrapwortel / Rubia tinctorum
Een wirwar van wortelstokken onder de grond en een wirwar van hakerige stengels boven de grond, kleine onopvallende groene bloemen.... mooi is hij niet onze beroemde verfstofplant meekrap. Zijn schoonheid is helemaal terug getrokken in zijn roodkleurige wortels en dan ook nog verstopt onder een zwart schilletje.

Zeker sinds de twaalfde eeuw was deze Rubia tinctorum in Zeeland en omgeving in cultuur, en in de zestiende eeuw werd dit het voornaamste centrum van meekrapteelt in Europa. Steden als Zierikzee, Tholen en Goes kwamen door het verwerken en verhandelen van deze plant tot bloei. Ook in Frankrijk zijn sommige streken rijk geworden door de teelt van meekrap. Toen in 1868 een synthetische bereidingswijze van de kleurstof alizarine werd ontdekt, stortte de meekrapcultuur volledig in.

Zowel bij de oude Persen als in Indië, later vooral bij de Turken, werd de meekrap al verbouwd en gebruikt. De wortel was als ‘Turks rood’ bekent. Zowel de typische hoofdbedekking ‘Fez’ als tapijten werden met meekrap gekleurd. Een van de oudst bekende voorbeelden van textiel die met meekrapwortel geverfd werd, is een riem aangetroffen in het graf van Toetankhamon (1350 voor). Ook de Griekse arts Dioskorides beschrijft de teelt oa in olijfboomgaarden. Zijn tijdgenoot Plinius vermeldt dat de cultuur van Rubia winstgevend is en in bijna alle provinciën verbouwd wordt. Niet alleen uit teksten is bekend dat de plant veel gebruikt werd. Ook archeologisch vind men nog sporen van de stabiele rode kleurstof alizarine terug. Bijvoorbeeld in Qumran aan de Dode Zee werden zowat 2000 jaar oude skeletten gevonden met opvallend rood gekleurde botten. Uit analyse bleek dat dit kwam door afzetting van alizarine. Blijkbaar hadden deze mensen meekrap op het menu staan. Ook in Arabische landen worden nu nog extracten van de wortel gedronken. Dit zou hen beschermen tegen het ‘boze oog’.

Medicinaal is het een van de beste planten tegen nierstenen, helaas is de wortel in diskrediet geraakt door mogelijke mutagene effecten van de stof lucidine. Vreemd genoeg zijn er de laatste jaren in de wortel juist stoffen ontdekt met een anti-kankerwerking. Vooral voor sommige huidkankers zijn extracten en de kleurstoffen alizarine en purpurine veel belovend. 'Our results highlight the effective and selective inhibitory activity of purpurin towards melanoma cells and its possible use as a targeted anticancer agent'. 

Zie https://sites.google.com/site/kruidwis/kruiden-a/rubia-meekrap-garance
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal/28316-meekrap-kleur-rijk-verleden-maar-ook-een-toekomst.html

zondag, januari 24, 2016

Brandnetel en andere wortels

Urtica radix / folium
 Lente zon-dag in Bretagne. We willen dit voorjaar nog verschillende wortels oogsten. Normaal doen we dat in het vroege voorjaar (februari, maart), voor dat de planten nieuw blad vormen. Nu het voorjaar blijkbaar een maand vroeger begint, hebben we toch al wat gele brandnetel- en rode meekrapwortel uit de natte grond geploeterd.

Van brandnetel is de wortel een topper tegen prostaatklachten, ik wil nu van wortel en jong blad samen een tinctuur en een siroop maken. De wortels mogen al enige stevigheid hebben maar toch niet te vezelig zijn, ze kunnen in lange slierten uit de losse grond getrokken worden. Liefst niet op stikstofrijke plaatsen langs vervuilde rivieren of op stortplaatsen verzamelen, al zijn dat plaatsen waar de netels graag groeien. Gelukkig heb ik er zelf genoeg in eigen tuin.

Maurice onder de brandnetels
De brandnetelwortel kan de groei van het prostaatweefsel bij goedaardige prostaatvergroting afremmen en de daarmee gepaard gaande plasklachten verlichten. Zo remmen de fytosterolen en de hydroxyvetzuren het enzym 5-α-reductase, enzym dat het mannelijk hormoon testosteron omzet in het prikkelende dihydrotestosteron (DHT) dat de prostaatgroei aanwakkert.
De lignanen dan weer verminderen de binding van DHT op de prostaatcellen en bijzondere vetzuren remmen het enzym aromatase dat testosteron omzet in 17-beta-oestradiol, een oestrogeen dat ook de prostaatgroei in de hand werkt.
Reken daarbij een milde ontstekingswerende werking van bètasitosterol op het prostaatweefsel en je begrijpt dat het dichtknijpen van de urineleider door de prostaat kan verminderen (zeker in de stadia I en II van benigne prostaathypertrofie), waardoor een man minder last heeft van:
  • frequent kleine beetjes moeten plassen (pollakissurie)
  • overmatig nachtelijk plassen (nycturie)
  • moeilijk te bedwingen aandrang 
  • gevoel van resterende urine (retentie)
  • vertraagd begin van de urinelozing
Het positief effect kun je gewoonlijk na 4 à 6 weken al merken. Het wortelextract moet men wel minimaal 3 maanden ingenomen worden.

Monograph WHO; Urtica radix
In de monografie va de WHO lezen we  'Sex hormone-binding globulin (SHBG) is a blood plasma protein that binds to circulating androgens and estrogens, thereby regulating their free concentration in plasma. The plasma membrane of the human prostate contains specific SHBG receptors, and SHBG appears to play a role in the development of BPH. A 10% hydroalcoholic extract of the root reduced the binding capacity of SHBG (isolated from human plasma) for 5α-dihydrotestosterone by 67% in vitro (41). An aqueous extract of the root (0.6-10.0mg/ml) inhibited the binding of 125I-labelled SHBG to human prostate membranes in vitro (42). The lignan, secoisolariciresinol, and a mixture of the isomeric compounds 13-hydroxy-9- cis,11-trans-octadecadienoic acid and 9-hydroxy-10-trans,12-cis-octadecadienoic acid isolated from a methanol root extract, reduced the binding of SHBG to 5α-dihydrotestosterone (18). Secoisolariciresinol and its main intestinal transformation products, (-)-3,4-divanillyltetrahydrofuran and enterofuran, displaced the binding of 5α-dihydrotestosterone to SHBG in vitro by 60%, 95% and 73%, respectively (43).

41. Schmidt K. The effect of an extract of Radix Urticae and various secondary extracts on the SHBG of blood plasma in benign prostatic hyperplasia. Fortschritte der Medizin, 1983, 101:713-716.
42. Hryb DJ et al. The effects of extracts of the roots of the stinging nettle (Urtica dioica) on the interaction of SHBG with its receptor on human prostatic membranes. Planta Medica, 1995, 61:31-32.

woensdag, januari 20, 2016

Gunnera in de winter

Er zijn zo van die planten die, alleen al om hun uiterlijk, een onverbiddelijke indruk op mij maken. Planten die in één seizoen ver boven een mens uitgroeien , een immens blad vormen en een meter lange knotsvormige zaadstengel de hoogte instuwen. Ja, inderdaad een echte machoplant die Gunnera's maar.... nu in januari zijn ze bijna tot niets vergaan en liggen de zaadknotsen geknakt en half verrot langzaam te vergaan. Ik kan niet aan de verleiding weerstaan om zo'n zaadbom mee te nemen. Te schaken, te ontvoeren van zijn publieke plaats, de historische wasplaats in Huelgoat naar mijn eigen onderkomen in Pont ar Gorret. De Ridders van de Ronde Tafel zullen zo'n heldendaad met genoegen vanuit hun hemels verblijf gade slaan.

Mogelijk is dit de plant die door van Ravelingen (Ravelingius) beschreven wordt; ‘Petasites Indica of Indiaanse Petasites bladeren, daar Lobel van spreekt, is een gewas dat op Petasites zeer gelijk van groei is en heeft ronde bladeren zo groot als een hoed. Dan de wortel is een verwarde reeks die terzijde vele jonge uitspruitende scheuten heeft en stelen van bladeren negentig cm lang die halmachtig en vol merg zijn en dragen elk een blad dat niet erg uitgehold of geschaard is zoals in de grote klis. De wortel groeit in een voze zwamachtige en wormstekige bol die boven rondom de stelen zeer dik gehaard is en beneden wijdt uitgespreid en zo groot als die van de grootste Osmunda, ze heeft een droge tezamen trekkende smaak. Maar dit kruid is noch niet te volle bekend of genoeg beschreven.’

Een andere soort, Gunnera tinctoria  zou, zoals de naam al zegt, een zwarte kleurstof bevatten. De vlezige bladsteel kan, volgens sommige literatuur, geschild als voeding gebruikt worden. De wortel werkt adstringerend. In Chili werd de wortel dan ook gebruikt om huiden te looien.

In South Africa, a decoction of the roots of Gunnera perpensa is used to expel the placenta after birth or to relieve menstrual pains (Ngwenya et al. 2003; Van Wyk & Gericke 2000; Von Ahlenfeldt et al. 2003.
According to Fox & Norwood Young (1982) the Sothos, Fingos, Xhosas and Zulus eat the petioles and flower stalks raw. The petioles have a bitter taste unless the fibrous vascular bundles and the outer covering are removed.

An aqueous decoction of Gunnera perpensa rhizome exhibited direct activity on isolated rat uterine smooth muscle but not on that of the ileum. Response to oxytocin-induced uterine contractions were potentiated by the extract. Abortifacient activity has been reported, but details are not available.
Water, hexane and 100% ethanol extracts of dried root, assessed for in vitro antibacterial activity against Staphylococus aureus, Klebsiella pneumoniae, Bacillus subtilis and Escherichia coli, were found to be inactive in the concentrations used.

 Kaido, T.L., Veale, D.J.H., Havlik, I. and Rama, D.B.K. (1997). Preliminary screening of plants used in South Africa as traditional herbal remedies during pregnancy and labour. Journal of Ethnopharmacology 55: 185-191. 
 Jonathan, L.T. (1995). Traditional versus modern medicine: the case for a collaborative approach to primary health care. Journal of Research: Ethnomedicine in Africa: 9-18.
 Roma, Lesotho. 5 Mc Gaw, L.J., Jager, A.K. and van Staden, J. (2000). Antibacterial, anthelmintic and antiamoebic
activity of South African medicinal plants. Journal of Ethnopharmacology 72(1/2): 247-263. 

woensdag, januari 13, 2016

Ter lering en ter vermaak

De jaarwisseling is voor mij ook het moment om vreemde teksten te ontdekken. Spannend reizen door eeuwen kruidentijd. Zo vind ik in het maandblad uitgegeven door de Vereeniging tegen de kwakzalverij onder redactie van H. Van Gelder, januari 1914, een aanklacht tegen een herborist-kwakzalver.


Citaat dus: Een der oudste leden onzer Vereeniging zond mij dezer dagen een advertentie uit een Rotterdamsch blad, waarbij zekere M. De Reeder, Bergweg 162 te Rotterdam, zich noemende „herbarist", de lezers meedeelde, dat voor alle ziekten kruiden zijn gewassen — indien men ze maar weet. „Indien alle middelen faalden", zoo betoogde hij in die advertentie, „dan moest men zich tot hém wenden om gratis inlichtingen." Het geval interesseerde ons en wij togen naar Rotterdam om met dezen „herbarist" kennis te maken. We moesten in een winkel van verbandartikelen enz., waarin hoopen pakjes kruiden opgestapeld lagen, eenigen tijd wachten, want Mijnheer had bezoek. Inderdaad kwam op een gegeven oogenblik een boertje uit een achterkamer te voorschijn die 1.50 neerlegde en een pakje kruiden zegevierend mee naar huis nam. Hij kreeg van den „herbarist" nog eenige goede wenken omtrent het gebruik mee en daarna was het oogenblik aangebroken waarop wij in zijn spreekkamer werden toegelaten.

Op tafel lagen eenige boeken en brochures, benevens een dik geneeskundig boek uit de oudheid, waarin onze „herbarist" af en toe ijverig bladerde. Er hing een mystiek, gedempt licht in het vertrek. Expresselijk eenigszins schuchter, vertelden wij met zachte stem persoonlijk absoluut geen geloof te hechten aan de gezegende kracht zijner kruiden, doch zijn advies te willen inwinnen op raad onzer familie, want „men kan toch nooit weten" had deze gezegd. (Dit was natuurlijk maar een „smoesje" om op gang te komen). Wij leden, aldus vertelden we verder, aan „psoriasis", de bekende hardnekkige huidziekte, die de mannen der officieele wetenschap niet kunnen genezen, doch die telkens weerkeert en waarvoor nog geen afdoende genezing is gevonden. Of hij altemet met'zijn kruiden die afdoende genezing kon bewerkstelligen ? „Slaat u uw oogen maar eens neer!" sprak ! onze herbarist, zóó, vlak Voorover. Aldus ge- ! schiedde en de groote man sprak de merkwaardige woorden : da's in orde ! — Wat is in orde ? — Ik zal u helpen. — Ja maar, afdoende helpen, zóó, dat de psoriasis nooit weerkeert. — Zeker. — Als dàt zoo is, zal ik mij finantieel niet onbetuigd laten, dat beloof ik u, maar ik zeg er direct bij, dat ik aan uw gezegde niet de  minste waarde toeken. — Toch zal ik u beter maken als u maar | precies doet met de kruiden, die ik u geven zal, : wat ik zeg. Wij hebben voor alle kwalen — behalve carcinoom en tuberculose in vergevorderden staat, gezegende kruiden. Alle samenstellingen dezer kruiden hebben wij in een boek | bijeengegaard; hier hebt u het ; Daar zijn kruiden bij, die veel meer kosten dan / 1.50, maar dat komt er bij ons niet op aan, want wij willen niet in de eerste plaats geld verdienen, doch menschen genezen en een aantal attesten vergaren.

— U is dus filantroop en veracht het aardsche slijk ? — Wij hebben, ik zeg 't nogmaals, niet direct geld noodig, Wij werken met een kapitaal van niet minder dan vier miljoen, dus het komt er niet zoo erg op aan. Onze bedoeling is hier in Nederland een afdeeling te stichten van de Deutsche „Verein für Pflanzenheilkunde", waarvan u deze brochure mee kunt nemen. — Dank u, maar ik ben een ongeloovige Thomas, ik gelóóf niet aan uw filantropische instellingen. — U meent, dat we kwakzalvers zijn? — Dat woord bezig ik niet, maar 't wil er bij mij niet in, dat u belangeloos optreedt. Ik zal gelóóven in de gezegende kracht uwer kruiden als u mij eenige menschen kunt opnoemen. — Wat zeg ik ? als u mij maar een mensch kunt opnoemen, die u gehéél van psoriasis hebt genezen. — Dat kan ik wel, want ik heb er verscheidene beter gemaakt met mijn kruiden. —. Ik behoef geen verscheiden namen, één is mij voldoende. Kunt u er mij één noemen 1 — Ja, iemand in Kampen. — Een oude of een jonge ? — Iemand van uw leeftijd ? — Dat treft. Hoe heet hij ? , — Ja, dàt zou ik u niet precies kunnen zeggen, wij hebben natuurlijk zijn naam in onze boeken genoteerd, doch deze boeken liggen op 't kantoor van onze fabriek te Schiedam. — Worden de kruiden daar gemaakt? — Ja. — Maar ik zal u den naam van den genezen patient schrijven, is dat goed ? — Best. Maar ik zeg u vooruit, dat ik dien genezen patient persoonlijk ga ondervragen. U kunt in Kampen wel dezen of genen vinden die u een dienst wil brengen en een attest .afgeeft. Aan attesten hecht ik niet de minste waarde, want daar heb ik heel treurige ondervindingen mee opgedaan. Ik zal dus dien door u genezen patient gaan ondervragen en als ik dàt gedaan heb, zal ik zijn dokter gaan opzoeken, die hem „opgegeven" had, het oogenblik dus waarop u met uw kruiden uw geneeswijze begonnen zijt. Is dat goed? — Zeker, ik vrees geen onderzoek.... in geen enkel opzicht (hakkelend) maar ik kan dien naam alleen geven, als de betrokken persoon er geen bezwaar tegen heeft. — Als hij werkelijk door u genezen is, zàl hij er geen bezwaar tegen hebben en mocht dit tóch zoo zijn, dan zal ik hem trachten te bewegen voor 't heil en in 't belang van alle psoriasislijders dat hij open kaart speelt. — Nou, ik zal u wel nader schrijven, daar kunt u op aan! De „herbarist" achtte het oogenblik gekomen ons onderhoud te eindigen, 't Gratis consult was afgeloopen. Ik kon gaan. Toen ik buiten was en te Rotterdam aan het oude lid onzer Vereeniging mijn wedervaren meedeelde, zei deze bijzonder benieuwd naar den afloop te zijn. Ik antwoordde niets nieuwsgierig te zijn, waarop hij mij aankeek als wilde hij vragen : hoe heb ik het nou met je? Neen amice ! ik ben in 't geheel niet nieuwsgierig, omdat ik vast overtuigd ben, dat ik den naam van dien genezen Kamper persoon nooit zal te hooren krijgen. Geloof me, ik ken mijn Pappenheimers !

* Enkele dagen later schreef onze „herbarist" mij, — hij had 25 jaren lang 't menschelijk lichaam en de kruiden bestudeerd ! ! ! —, dat hij tot zijn grooten spijt geen vrijheid vond mij den naam uit de boeken der Schiedamsche fabriek te melden, wijl de betrokken persoon hem om „discretie" had verzocht. Ik acht na bovenstaand getrouw relaas van mijn reis naar dezen Rotterdamschen „herbarist" elk commentaar overbodig en onze lezers zullen dit zeker wel beamen. C. N. G.

vrijdag, januari 08, 2016

Over kemp, lijnzaad en moerbeiboom in de 18de eeuw

Kemp bij Dioscorides
In 1771 schreef de Letter-kundige Maetschappy van Brussel een prijsvraag uit luidende: Welk zyn de profytelykste Planten van dit Land, ende welk is hun Gebruyk zoo in de Medicynen als in andere Konsten? Joannes Baptista de Beunie, licentiaet in de medicynen behaalde met zijn antwoord op de vraege de prijs. Het antwoord werd gedrukt te Brussel in 1772 en omvat 70 bladzijden.

De Beunie schrijft oa over de moerbeiboom, de kemp en het lijnzaad. 
«Hoe beklaegelyk is de onkunde der Gewassen? Onse Nederlantsché Provintien, onder eene gematighde loghtstreek gelegen, brengen met duysende verscheyde Gewassen voorts, ende nouwelyckx zyn de eygendommen en kragten van hondert bekent», zo schreef de Beunie en heeft bij de planten die voor de economie belangrijk waren vermeld waar zij gekweekt werden.

Zijn ondervinding heeft hem geleerd dat de Moerbezien-boom, Morus, in de Oostenrijksche Nederlanden niet alleen overal groeit maar ook tegen de strafste winters bestand is. Daarom geeft hij de raad aan de zij-reders om de eerlang beginnende tak van commercie tot een bloeiende staat te brengen door een beknopt boekje gratis te distribueren waarin de gehele behandeling van de zij-worm en de cultuur van de witte Moerbezien-boom beschreven staan.

Over Canabis (kemp) schrijft hij het volgende: «Het Saet ende de Olie van desen plant, is alleenelyk in de Medicyenen in 't gebruyk, en als een demulcens ende relaxans bekent: maer in de Economie is desen plant van de aldergrootste nuttigheyd, ende geeft geen klyn gewin aen de Provincie van Vlaenderen. Men maekt van den Bast ofte Schors, Gaeren, Lynwaet, Lenten, Touwen, Papier etc. Het Zaet, dient tot vermakinge van alle gevogelt. De Olie word van de Seepsiers bemint, niet alleen om haere vettigheyd, maer om dat zy daer van de groene Seep sonder Indigo konnen beryden.

De tekst bij Linum (vlas) is hiermee te vergelijken: «Men moet dit Gewas houden voor den Grootsten segen van onse Oostenryksche Nederlanden, alsoo het selve aen hondert duysende menschen het brood geeft. Het Vlas-saet geeft overvloedige olie, de welke gebruykt wort om te branden, schilderen, vernissen te beryden ende  seep te maeken». Eén van de medische toepassingen door de chirurgijns was het gebruik van gestampte of gemalen vlaszaad in pappen als zeer verzachtend,

Boek: Volksgeneeskunst


Bekijk de originele afbeelding

Over een niet zo oud boek uit mijn kruidenbibliotheek. Wel een boek van de vorige eeuw maar in het kader van eeuwen kruidengeneeskunde is dat toch heel recent. Een inventarisatie van oudere volksgeneeskundige gebruiken om ziektes te bestrijden. Volksgeneeskunst in Vlaanderen en Nederland van de ondertussen ook oude Dr. Paul Van Dijck.

Volksgeneeskunst bestaat al zolang er mensen zijn. Het is een integraal onderdeel van vrijwel elke samenleving. Door het overweldigend aantal nieuwe diagnostische en therapeutische mogelijkheden die zich aandienden in de 20ste eeuw heeft de officiële geneeskunde een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Vanaf het eind van de zestiger jaren is er echter een langzaam ontwakend besef dat er grenzen zijn aan de ontwikkeling van de geneeskunde. Men wordt nu  bij het begin van de 21ste eeuw bewust van de lacunes in inzicht en kennis en men realiseert zich dat de grote vooruitgang van de officiële geneeskunde enerzijds veel zinnigs heeft opgeleverd, maar anderzijds aanleiding geeft tot nieuwe problemen. Voorbeeld zijn de schadelijke werking van geneesmiddelen en geneeskundig handelen.

Men zou verwachten dat door de snelle ontwikkeling van de officiële geneeskunde, de genees­kunst van het volk zou zijn verdwenen. Iedere gezondheidswerker weet echter dat volksgeneeskundige begrippen en volksgeneesmiddelen nog in ruime mate voorkomen. En dat er steeds meer alternatieve cursussen komen waar die oude gebruiken opnieuw onderwezen worden.

De tweede factor vormt de mening dat het belangrijk is te komen tot een deprofessionalisering van de gezondheidszorg. Minder accent leggen op de specialistische, technische geneeskunde en meer aandacht besteden aan het ontwikkelen van verantwoordelijkheid, kennis en inzicht omtrent ziekte en gezondheid bij de patiënt zelf.

De volksgeneeskunst is de oerbron van elke geneesmethode. De universitaire geneeskunde is in de loop der tijden steeds verder van deze oerbron afgeraakt, wat echter geenszins wil zeggen dat volksmiddeltjes en -methoden uit onze samenleving verdwenen zijn.

Het boek van Paul van Dijk beschrijft de verschillende aspecten van de volksgeneeskunst: de kenmerken ervan, haar geschiedenis, denkbeelden over ziekte en gezondheid, het volksgeloof....
Verder geeft het boek een overzicht van vrijwel alle huismiddelen die eind twingtigste eeuw nog in omloop waren. Bij elk middel wordt aangegeven hoe vaak het nog wordt toegepast, en of het middel al in vroeger eeuwen bekend was. Dit boek bevat ,'volksgeneeskunst' in de ware zin van het woord — duizenden recepten, gebruiken en ideeën werden namelijk na een oproep via de media, door kijkers, luisteraars en lezers van gezondheidsbladen, ingestuurd. Voor de illustraties werd geput uit een veelheid aan vooral historisch materiaal: schilderijen, houtsneden, kopergravures en tekeningen.
Een uitgebreid, wetenschappelijk, maar ook speels en humoristisch standaardwerk!

Een boek dat neutrale informatie wil geven over de vele huismiddeltjes voor allerlei kwalen door de eeuwen heen. Een boek vol met merkwaardige, absurde, curieuze maar soms ook verantwoorde middeltjes die de laatste jaren een wetenschappelijke onderbouwing gekregen hebben.

Een voorbeeld: aambeien (haemorrhoïdes)
  • aardappel in de broekzak meedragen
  • zure appels in een doekje op de aambeien leggen
  • een koud zitbad nemen of koude afwassingen van de anus
  • compres met brandnetels op de aambeien aanbrengen
  • thee drinken van brandnetels
  • thee drinken van duizendblad (werkzaam)
  • heliotroop (edelsteen) op het lichaam dragen
  • smeersel van eierdooier met slaolie op de aambeien aanbrengen
  • een paar maal per dag de aambeien bestrijken met een aftreksel van de gedroogde bast van een eikenboom (werkzaam?)
  • de knolletjes van helmkruid goed wassen, in stukjes snijden en in één liter water of melk koken tot het is ingedampt tot een halve liter. Het geheel zeven en een ons keukenstroop toevoegen. Even weer opkoken, daarna laten afkoelen. Het drankje in drie keren opdrinken (werkzaam?)
  • huislook op de aambeien leggen
  • zitbad met kamille of kamillethee drinken
  • een  paardenkastanje  in  de  zak dragen (werkzaam)
Volksgeneeskunst in Nederland en Vlaanderen. Paul van Dijk, arts. ISBN 90 202 5057 4  Uitgeverij Ankh-Hermes. Deventer