Posts tonen met het label Dodonaeus. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Dodonaeus. Alle posts tonen

donderdag, december 17, 2015

Over Dodonaeus en mijn herboristenopleiding

De kaft van het cursusboek van de Herboristen Opleiding 'Dodonaeus'. Voor mij een bijzondere tekening. Afbeelding van een jonge Dodoens, wel een vrije interpretatie, speciaal gemaakt om het cursusboek van de lessen kruidenleer te sieren. Nu 27 jaar geleden.

Dodonaeus, geboren en getogen.
Dodonaeus werd in 1517 te Mechelen geboren. Zijn eigenlijke naam was Rembert Doedesz of Dodoens Joenckema, zijn familie was van Friese afkomst. Op zijn 14de jaar was hij al medisch student aan de universiteit van Leuven. Na zijn studies reisde hij veel en studeerde ondertussen verder aan universiteiten in Frankrijk, Italië en Duitsland.
In 1548, hij was toen zowat 30 jaar, werd hij benoemd tot stadsarts in Mechelen. Enkele jaren later in 1554 publiceerde hij zijn bekende ‘Cruyde-boeck’, wat gedeeltelijk gebaseerd was op ‘De Historiae Stirpium’ van Fuchs, waar Dodoens eerder al een Nederlandse vertaling van gemaakt had.
Dodoens was ook bevriend met de bekende botanici Clusius en Lobelius. Zij gebruikten ook elkaars materiaal om hun boeken te schrijven. Er werd toen al even veel overgeschreven als nu, in ons digitale tijdperk.

Cruyde-Boeck.
In de inleiding van zijn‘Cruyde-boeck’ zegt Dodoens over de kruidenleer ‘ ghelyck vele edele scientien (wetenschappen) ende schoone konsten, lange tijt van de medicijns (de dokters) is cleyn geacht,...omdat sy meynden dat alsulcken kennisse haer niet en betaemde... Wat komt me dat bekend voor!

Dodoens probeerde de tot dan toe versmade gewassen, niet op alfabetische volgorde in te delen maar te groeperen naar hun uiterlijk. Dat ziet er voor ons soms vermakelijk uit, maar het was wel een eerste poging om familieverbanden in de plantenwereld te zoeken. Al is, ‘Een aantal planten zonder nader verband’ en ‘Bloemen bevallig aan het gezicht’ nog ver verwijderd van een botanisch of medisch indeling. Alhoewel de hoofdstukken ‘Van der Wortelen, Van der Corenen en Van der Boomen’ al wat op een flora-indeling beginnen te lijken.

Dodoens geeft ook nauwkeurige beschrijvingen van de planten, telt de meeldraden en spreekt over mannelijke en vrouwelijke planten. Een voorbeeld: Sint Jans cruyt heeft bruyn roode stelen/ met veel aenwassende zijde tacxkens verciert. Sijn bladeren zijn lanck en smal/ den bladeren van Wijnruyt niet seer onghelijck/ die als zy teghen den dach ghesien worden/ vol cleyne gaetkens schijnen al oft zy met naelden duersteken waeren.

Bijzonder vind ik ook de vermelding van de plantennamen in verschillende talen. Sint Jans cruyt wordt gheheeten in Griecx/ in Latijn ende in die Apoteke Hypericum/ ende van sommighen Perforata en Fuga daemonum. In Hoochduytsch S. Johans kraut en van sommighen Harthauw. In Neerduytsch S. Jans cruyt. In Franchois Millepertuys.

Bij de medische toepassing van de verschillende kruiden volgde hij voornamelijk de elementenleer, maar er zijn ook veel voorbeelden van signatuurleer te vinden. Al vond hij dat geneeskracht van planten aan het uiterlijk van de plant aflezen ‘'teghen alle reden.....ydel ja belachelijck’ is.

Vooral de beschrijving van ‘die Crachte’ spreekt mij erg aan, zij zijn kernachtig kort en toch bijna poëtisch weergegen. ‘Sint Jans cruyt met saet en bloemen ghesoden ende ghedroncken/ lost die urine/ ende doet water maken/ ende es seer goet teghen den steen in die blase/ het brenght den vrouwen huer natuerlijcke cranckheyt weder/ ende het stopt den loop des buycx.

Dodoens eindigt zijn boekwerk met een alfabetisch ‘Register van die Crachte ende Werckinghe der Cruyden’, dat klinkt als volgt: ‘Bijslapen lust maken’, Clapooren ghenesen, Dronckenschap beletten, Handen vol puysten doen comen, Hersenen goet maken, Kinderen doen pissen, Menschen dooden’ en ‘Rimpelen vergaen’.
Deze selectie is niet bedoeld om de zot te houden met een onvoorstelbaar wijs man als Dodoens. Het is eerder een bewondering en verwondering voor de mens en voor Dodonaeus in het bijzonder, die met verstand en gevoel ‘crachte ende werckinghe’ in de wereld brengen.

Dodoens hofarts en docent.
Dodoens werd in zijn leven ook niet gespaard van tegenslag. In 1572 overleed zijn vrouw en enkele maanden later werd Mechelen door de Spanjaarden geplunderd en gingen al zijn bezittingen verloren. Hij trok toen naar Oostenrijk, waar hij, 5 jaar lang, hofarts van keizer Maximiliaan II en keizer Rudolf II was.
In 1582 aanvaarde hij een leerstoel in de medicijnen te Leiden, waar hij, tot aan zijn dood 3 jaar later, bleef. In die Leidense periode verscheen bij Plantijn ook zijn ‘Stirpium Historiae Pemptades Sex’ zijn meesterwerk van ‘pemptades’, verhandelingen van 900 bladzijden, geïllustreerd met 1300 houtsneden.
Op zijn grafschrift in de Sint Pieterskerk te Leiden lezen we: Aan Rembert Dodoens uit Mechelen, van de keizers Maximilliaan II en Rudolf II de arts en raadsman: aan hem die inzake astronomie en geneeskrachtige kruiden door zijn kennis en geschriften beroemd geworden is, die thans als grijsaard bij de Leidense universiteit van de Betaafse staat als leraar in de medicijnen in zaligheid heengegaan is, in het jaar 1585 op de zesde dag van Maart, 68 jaar oud. Rembert Dodoens een zeer vrome zoon.